Wetenschap is prachtig, maar vertrouw ons niet blind
Verschenen in Trouw, 6 september 2025
Het lijkt een mooi begin van het academisch jaar: deze zomer lieten nieuwe cijfers van het Rathenau Instituut zien dat het vertrouwen in de wetenschap gestegen is. Op een schaal van 1 tot 10 geven Nederlanders hun vertrouwen in de wetenschap gemiddeld een 7,53. Dat is meer dan bij de vorige meting, in 2021 (7,42), en aanzienlijk meer dan in het pre-coronajaar 2018 (7,1).
Het vertrouwen in de wetenschap is ook hoger dan in welke andere institutie dan ook. Rechtspraak, op plaats 2, scoort bijna een punt lager. Kranten halen net een voldoende (maar verslaan daarmee wel de televisie). Onderaan bungelt, het zal u niet verbazen, de ‘regering’; het vertrouwen daarin daalde met ruim anderhalve punt naar 4,33 – en dan zijn de vragenlijsten afgenomen in januari 2025, toen het, met de kennis van nu, eigenlijk nog heel aardig liep in Den Haag.
Maar voordat de wetenschappers onder u vergenoegd handenwrijvend achteroverleunen: wie dieper in de cijfers duikt, vindt toch wel wat reden tot zorg. Ja, het gemiddeldevertrouwen is gestegen, maar dat komt omdat de mensen die toch al veel vertrouwen in de wetenschap hadden, nu nogmeer vertrouwen hebben. Tegelijkertijd is ook de groep die hun vertrouwen een 5 of lager geeft gegroeid: van een krappe 10 naar een krappe 15 procent.
Dat klinkt al minder mooi, maar wat me eigenlijk nog meer zorgen baart, is de 34 procent die een 9 of een 10 geeft. Vooral die tienen! Wie vertrouwt de wetenschap nu volledig? (Volt-stemmers, zo blijkt uit de uitsplitsing naar politieke voorkeur.) Nooit doen, zou ik zeggen: wetenschap is prachtig, maar gedijt, zoals elke institutie, beter bij een kritische blik dan blind vertrouwen.
Wat dat betreft heeft die bijna 15 procent die hun vertrouwen een onvoldoende geeft, het beter begrepen. Zij lijken ook duidelijke redenen te hebben voor hun scepsis. Uit het onderzoek blijkt dat zij, veel meer dan mensen mét vertrouwen, wetenschap associëren met begrippen als geld, biased, invloed financier, niet-onafhankelijk, beïnvloedbaar, gestuurd en politiek. Ze zijn, met andere woorden, bang dat wetenschappers zeggen wat de mensen die hen betalen willen horen.
Daar zit wat in. Universitair wetenschappelijk onderzoek wordt deels gefinancierd door bedrijven en instellingen die belang hebben bij de uitkomsten. Natuurlijk maak je daar bij de start van het onderzoek afspraken over. Elke wetenschapper die haar werk serieus neemt, zorgt dat zwart-op-wit staat dat de financier bijvoorbeeld publicatie van ongunstige uitkomsten niet kan verhinderen.
Nee, je gaat je meetresultaten niet aanpassen of wegmoffelen. Maar in elk onderzoek is ruimte voor interpretatie – en wat doe je dan, als je betaald wordt door een farmaceutisch bedrijf dat je voor je volgende onderzoek weer nodig hebt? Dan interpreteer je, al dan niet bewust, in hun voordeel, zo blijkt uit onderzoek. De resultaten van wetenschappers die geld krijgen van de farmaceutische industrie zijn gemiddeld genomen gunstiger voor die industrie dan die van wetenschappers die hun geld elders halen.
Belangenverstrengeling bestaat. Daarom is onafhankelijke financiering zo belangrijk: het is een uitstekend middel tegen die verstrengeling. Helaas staat die onafhankelijke financiering momenteel nogal onder druk. Dankzij de bezuinigingen van Eppo Bruins (nog zo’n fenomeen dat in januari 2025 rampzalig leek, maar met de kennis van nu toch meevalt) is iedereen aan de universiteit uit alle macht op zoek naar geld – maakt niet uit waar het vandaan komt.
Het zou me niet verbazen als er binnenkort iemand oppert of we toch de tabaksindustrie niet weer eens moeten bellen, maar voorlopig is onze hoop geloof ik nog gevestigd op defensie, waar het geld immers met bakken uit de hemel valt.
Wat dat met het vertrouwen doet, durf ik niet te voorspellen, maar onafhankelijker worden we er niet van.