De verzekeraars, niet de artsen, besluiten wat gezond is

Verschenen in Trouw, 26 september 2019

‘Vraag 1: wat is uw gewicht?’ We krijgen een nieuwe hypotheek, en dus een nieuwe levensverzekering. Daarbij hoort een medische vragenlijst waarmee de verzekeraar de kans kan inschatten dat we meer geld zullen kosten dan opleveren. Naast mijn gewicht willen ze ook mijn lengte weten, ongetwijfeld om mijn BMI te bepalen. ­Logisch, denkt u, want medici leren ons dat een hoge BMI samenhangt met hart- en vaatziekten, diabetes en andere ellende die tot voortijdige sterfte – en dus dure klanten – leidt.

Mijn verzekeraar heeft die kennis vast gebruikt bij het maken van de vragenlijst. Verzekeraars baseren hun vragenlijsten op medische ­inzichten. Maar andersom kan ook: sommige medische inzichten komen voort uit de vragenlijsten van ­levensverzekeraars. Toevallig is het verband dat wij leggen tussen een hoog lichaamsgewicht en een slechte gezondheid daar een fraai voorbeeld van. 

Levensverzekeringen kwamen in Nederland op in de negentiende eeuw en groeiden snel rond 1900 – in veel steden zie je nog maatschappijkantoren uit die tijd. Om in die markt te overleven, moesten maatschappijen goed kunnen inschatten wie rendabele klanten waren, ofwel: wie wanneer dood zou gaan.

Maar wanneer heeft iemand een grotere kans om te overlijden? Om dat uit te zoeken, sloegen de maatschappijen aan het meten. Metingen verzamelen om daar patronen in te vinden was populair geworden in de negentiende eeuw. Alles werd ineens gemeten, van temperatuur tot aantal geboorten per duizend inwoners. Levensverzekeraars maten bijvoorbeeld bloeddruk, urinesamenstelling en gewicht. Gewicht leek ze, samen met lengte, een geschikte maat voor lichaamsomvang.

Ze hadden ook buikomvang kunnen nemen. Sommige levensverzekeraars deden dat ook, omdat ze dachten dat vooral buikvet gevaarlijk was: een inzicht dat nu nieuw lijkt, maar eigenlijk niet is. De meeste maatschappijen kozen voor gewicht, wellicht omdat dat makkelijker te standaardiseren leek. Voor buikomvang moet je op het juiste moment (na uitademing) en op de juiste plek meten; bij gewicht zit je al snel goed. Tenminste, als je een weegschaal hebt. Veel keuringsartsen, meestal bijklussende huisartsen, hadden die begin twintigste eeuw niet. 

Weegschalen waren toen nog erg groot en artsen waren niet zo geïnteresseerd in gewicht. Zelden hadden ze zin om speciaal voor de keuringen een weegschaal te kopen. Tot frustratie van de levensverzekeraars vulden artsen het gewicht vaak niet in. Soms vroegen ze de patiënt of die zich onlangs nog op een openbare weegschaal had gewogen; soms schatten ze het gewicht op het oog – beide vrij onbetrouwbare metho­den. Langzaamaan lukte het verzekeringsmaatschappijen toch om ­genoeg gegevens te verzamelen voor wat statistiek, en toen bleek: erg zware mensen stierven eerder.

Vervolgens raakten ook medici geïnteresseerd in gewicht als maat voor gezondheid. Daarbij hielp de nieuwe compacte personenweegschaal, die in de jaren dertig breed beschikbaar kwam. Om te bepalen wanneer ­iemand ongezond zwaar was, ­gebruikten artsen meestal de tabellen van levensverzekeringsmaatschappijen, vooral die van de Amerikaanse maatschappij Metropolitan Life. Het waren dus de verzekeraars die de artsen vertelden wat een ­gezond gewicht was, niet andersom. 

De BMI, onze huidige maat, werd weliswaar in de negentiende eeuw bedacht, maar pas in de jaren zeventig geïntroduceerd in de medische wereld. Vervolgens namen levensverzekeraars deze maat weer over. Dus ja, de standaard die mijn verzekeraar gebruikt komt uit de medische wereld. Maar medici hadden die standaard niet ingevoerd als ze niet eerst door verzekeringsmaatschappijen gestimuleerd waren om gewicht te gaan meten, en vervolgens jarenlang de tabellen van diezelfde maatschappijen hadden kunnen gebruiken om te bepalen wat een gezond gewicht was. 

Medici en levensverzekeraars beïnvloeden elkaar; medische kennis komt niet uit de lucht vallen, maar wordt mede gevormd door de maatschappij. Misschien dat ook mijn ­ingevulde vragenlijst ooit bijdraagt aan nieuwe medische ideeën. Hopelijk leidt hij lang daarvoor tot een verzekeringspolis.