Dit is er mis met de verdeling van onderzoeksgeld

Verschenen in Trouw, 8 juli 2023

Van veraf gezien zijn alle subsidieprocedures hetzelfde. Je schrijft een voorstel, stuurt dat naar de subsidieverstrekker, en die zegt dan meestal nee, en soms ja. Maar als je van dichterbij kijkt, zie je ineens variatie.

In de categorie klein verschil: het tijdstip van de deadline. ­Vrijwel elke procedure heeft een uiterste indiendatum. Meestal wordt bij die datum ook een tijd gegeven. Vaak is dat middernacht. Logisch, dat is het einde van de dag. Soms is het 17.00 uur. Ook begrijpelijk, einde werkdag. De belangrijkste subsidieverstrekker in academisch ­Neder­-

land, NWO, hanteert echter een ander tijdstip: 14.00 uur. Dat doen ze al jaren, het zal wel organisatorisch handig zijn, maar ik vind het zenuw­slopend. 14.00 uur is precies nergens het natuurlijke einde van, zodat je, terwijl je gestrest je aanvraag probeert te perfectioneren, ook nog ­voortdurend op de klok moet ­letten.

Dat gaat niet altijd goed. Een collega had een mooie aanvraag geschreven, wilde die op de indiendatum op zijn gemak insturen, logde om 15.00 uur in bij NWO, en herinnerde zich toen ­ineens het idiosyncratische ­deadlinebeleid van NWO. Kans verkeken.

Hij had een nieuw soort subsidie willen aanvragen, genaamd Open Competitie SGW-XS. SGW staat voor Sociale en Geesteswetenschappen, XS slaat op de omvang: 50.000 euro, voor een project van maximaal een jaar – voor wetenschappers is dat heel kort.

De XS is niet alleen kleiner dan veel andere subsidies, ook de beoordeling loopt anders. Meestal worden aanvragen beoordeeld door een commissie, vaak met hulp van externe experts. Bij de XS-aanvraag niet, daar beoordelen de indieners elkaar. Dat versnelt de procedure enorm, want externe beoordelaars vinden kost veel tijd.

Alle aanvragen worden in twee groepen verdeeld, elke aanvrager uit groep A beoordeelt tien aanvragen uit groep B, en andersom. Elke aanvraag krijgt dus tien beoordelingen, in de vorm van een cijfer tussen 1 en 10, na wat rekenwerk volgt daaruit een ranglijst, en klaar is NWO.

Een experiment, dat afgelopen jaar vier keer uitgevoerd werd. Of drie keer eigenlijk, want bij de eerste aanvraagronde in september bleken er zo weinig indieners dat NWO besloot ronde 1 en 2 samen te voegen. Ze hadden ook gewoon alle indieners in ronde 1 subsidie kunnen geven, maar het geloof in competitie zit bij NWO blijkbaar zo diep dat ze desnoods kunstmatige schaarste creëren. Pech voor de indieners in ronde 1, en geluk voor mijn collega, want zijn gemiste deadline was in ronde 1, en uiteindelijk maakt dat dus niets uit.

Na die samenvoeginghoorde je ineens op elk onderzoeks­overleg geruchten over een nieuwe subsidie waarbij heel weinig aanvragers waren. Een kans op geld! Een goede wetenschapper duikt daar meteen bovenop, dus afgelopen voorjaar schreef ik ook een XS-aanvraag. Op 20 april, om 13.30 uur, diende ik in; in mei beoordeelde ik tien andere aanvragen, en begin deze week kreeg ik de uitslag. Mijn aanvraag is gehonoreerd.

En sindsdien vraag ik me af wat ik ervan vind. Als aanvrager ben ik zeer tevreden, maar ook tamelijk bevooroordeeld. Als beoordelaar viel het me niet tegen. De verscheidenheid aan onderzoeksvoorstellen was leuk om te lezen, en meer dan ik had verwacht had ik het gevoel daadwerkelijk goede en minder goede aanvragen van elkaar te kunnen scheiden.

Maar toch. Hoezeer ik NWO’s bereidheid tot experimenteren ook waardeer, ik denk dat we hier het verkeerde probleem aan het oplossen zijn. Als je van dichtbij kijkt, verandert er iets, maar van veraf blijft alles hetzelfde: vrijwel al het onderzoeksgeld wordt verdeeld in competities.

Om het echt anders te doen, moet er minder geld naar NWO, en meer rechtstreeks naar de wetenschappers. Zodat álle wetenschappers tijd hebben om af en toe wat onderzoek te doen, en niemand meer een deadline hoeft te missen.