Doorwerken tijdens vakanties is de norm

Verschenen in Trouw, 6 januari 2019

Een licht dat eenzaam brandt in het wiskundegebouw, op Kerstavond: wat betekent dat? Collega’s Jan en Daan speculeerden er vorige week over: was het een gepassioneerde wiskundige op weg naar een doorbraak (Jan), of een haastig vertrokken professor, vergeten het licht uit te doen (Daan)?

Geen van beide, lijkt me: dat was natuurlijk een jonge onderzoeker met een tijdelijke aanstelling die tegen beter weten in probeerde haar werk af te krijgen. Immers, driekwart van alle wetenschappers werkt structureel over, bleek twee jaar geleden uit een enquête van vakbonden FNV en Vawo. Veel van hen doen dat vanuit huis (dat verklaart waarom Jan slechts in één kantoor licht zag branden), waardoor het werk nooit echt ophoudt. Geen wonder dat, afhankelijk van het onderzoek, 40 tot 70 procent van de wetenschappers de werkdruk hoog of heel hoog vindt.

Doorwerken tijdens vakanties is de norm, Kerst of geen Kerst. Dat zie je bijvoorbeeld aan de deadline van de Veni-subsidie, de belangrijkste beurs voor beginnende wetenschappers in Nederland. Veni-aanvragen moeten in de eerste week van januari worden ingediend, ook al zijn veel universiteiten dicht rond de feestdagen. Dus zwoegen pas gepromoveerde onderzoekers tussen kerststol en oliebol op hun subsidievoorstel.

Zelf was ik drie jaar geleden aan de beurt. Ik trok elke dag twee truien aan – als de universiteit dicht is, staat de verwarming uit – en hielp mezelf de aanvraag door met behulp van een oude zak chocoladekruidnoten die nog rondslingerde op de afdeling. Vijf kruidnoten per alinea. Het hielp: ik kreeg de beurs. Geluk, want de kans is klein; zes op de zeven aanvragen worden afgewezen, niet omdat ze slecht zijn, maar omdat er lang niet genoeg geld is om alle goede aanvragen te honoreren. Tegelijkertijd hangt er veel van af. Een toekenning betekent minstens drie jaar werk en mogelijk een vast contract. Een afwijzing betekent tijdelijk geen baan of zelfs een vertrek uit de wetenschap.

De aanvraagdruk is hoog, heet dat in jargon. Net als de publicatiedruk, de evaluatiedruk, de administratiedruk en de onderwijsdruk. Waar komt al die druk vandaan? De oorzaken passen niet allemaal in één column, maar ik beloof u er komend jaar af en toe eentje uit te diepen. U zult er ongetwijfeld ook op andere plekken meer over lezen, want het broeit aan de universiteiten: alles moet anders. Wie erop lette, zag in de laatste weken van het afgelopen jaar de aanstaande veranderingen al in de lucht hangen.

Half december demonstreerden tweeduizend universiteitsmedewerkers en studenten in Den Haag, omdat er niet genoeg docenten zijn om alle studenten goed onderwijs te kunnen geven – vandaar de hoge onderwijsdruk. De demonstratie werd georganiseerd door WOinActie, dat af wil van de bezuinigingen op het hoger onderwijs, de ‘doelmatigheidskorting’ die ook het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs treft. Dat zal niet makkelijk zijn, want minister Van Engelshoven liet vlak voor de kerstdagen weten dat daar geen geld voor is. Maar de hoge opkomst bij de demonstratie laat wel zien dat veel wetenschappers willen dat er wat verandert en dat zij daar, ondanks de hoge werkdruk, tijd in willen steken.

Ook bestuurders willen een ander universitair systeem. Eind november spraken universiteitsbesturen en ­subsidieverstrekkers af om wetenschappers op een nieuwe manier te gaan beoordelen. Nu werkt het zo: hoe meer publicaties, hoe beter. Wat er in die artikelen staat, doet er minder toe. Net als wat de wetenschappers naast hun onderzoek doen. Een wetenschapper die uitstekend onderwijs geeft maar weinig onderzoek doet, kan fluiten naar een carrière; een wetenschapper die studenten niks kan leren maar wel het ene artikel na het andere publiceert, wordt met gemak hoogleraar.

Dat klinkt onlogisch, en dat is het ook, vandaar dat de bestuurders, net als veel wetenschappers, een nieuw beoordelingssysteem willen. Voor het einde van dit jaar moet het er zijn.

Zoveel goede wil: het kan haast niet anders of daar komen echte veranderingen van. Fijn voor de wetenschappers, goed voor de studenten, maar jammer voor toevallige passanten, want dan zal op Kerstavond ook het laatste licht in het wiskundegebouw zijn uitgedaan.