Een oud geluid krijgt nieuw gewicht als een hoogleraar het maakt

Verschenen in Trouw, 18 februari 2023

Een nieuwe lente en een oud geluid, zo laat mijn inbox zich deze week samenvatten. Een collega die toevallig ook schapen fokt, mailde me de nieuwe lente: een foto van drie pasgeboren lammetjes. Het oude, maar bijzondere welkome, geluid hoorde ik in twee doorgestuurde opiniestukken over onnodige hiërarchie aan de universiteit. Om die te begrijpen, is het handig om te weten dat hier aan de universiteit de vaste staf een hiërarchische piramide vormt. Onderaan de universitair docenten (ud’s), daarboven universitair hoofddocenten (uhd’s), en aan de top hoogleraren (te belangrijk om af te korten).

Het eerste stuk was een column van de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, hoogleraar bionanoscience Marileen Dogterom. Zij pleitte voor uitbreiding van het promotierecht – het recht om een proefschrift goed te keuren en zo te bepalen wie de doctorstitel krijgt. Nu mogen alleen hoogleraren en sommige uhd’s dat. De jeugdafdeling van de KNAW, De Jonge Akademie, heeft er al vaak op gewezen dat dat een beetje gek is, want alle ud’s en uhd’s begeleiden proefschriften; Dogterom beaamde dat.

Het tweede stuk, uit de NRC, was van hoogleraar privaatrecht Jan Smits, tevens decaan van de rechtenfaculteit van de Universiteit Maastricht. Ook hij wil het promotierecht uitbreiden, en bovendien de academische piramide volledig platslaan: weg met ud’s en uhd’s, iedereen professor! Dat leidt niet tot anarchie, leiding geven mag, maar dat wordt niet gekoppeld aan een titel. Want, schrijft Smits, als je een paar mensen hoogleraar noemt en de rest niet, lijkt het alsof die hoogleraren van alles kunnen wat de rest niet kan – terwijl dat vaak niet zo is. Toch straalt de universitaire cultuur dat nu op allerlei manieren uit.

Soms zit het in kleine dingen. Laatst wilde ik een student nomineren voor een scriptieprijs. Maar volgens het reglement van de prijs in kwestie mochten alleen hoogleraren en uhd’s nominaties indienen. Dus moest ik als eerste begeleider van de student een e-mail sturen naar de tweede begeleider, die wel hoogleraar is, om te vragen of hij alsjeblieft zijn handtekening wilde zetten onder een door mij geschreven nominatiebrief. Zelf ben ik, blijkbaar, niet voldoende handelingsbekwaam om te mogen tekenen.

Soms zit het in grote dingen, zoals het promotierecht. Ik begeleid op dit moment samen met een collega een jonge onderzoeker die een proefschrift schrijft. De collega en ik hebben samen alle kennis die nodig is voor het project. We hebben ook samen het geld binnen geharkt waar het project van betaald wordt. Maar we zijn beiden noch hoogleraar, noch uhd-met-promotierecht – een recentelijk toegevoegde tussenlaag in de piramide – en mogen daarom aan het eind niet beoordelen of het proefschrift van voldoende niveau is. Dus maar weer een hoogleraar gevraagd, die er heus ook wel iets van weet, maar, als ik zo vrij mag zijn, toch aanzienlijk minder dan mijn collega en ik.

Ik geloof niet dat iemand van mijn collega’s echt betwijfelt of ik de kwaliteit van een scriptie of een proefschrift kan beoordelen. Dat kan ik. Ik doe het ook, in praktijk. Maar dat mag niet onder mijn eigen naam, omdat ik niet de juiste titel heb.

Zo zijn ud’s op allerlei manieren onnodig afhankelijk van hoogleraren. Niet bevorderlijk voor werkplezier of zelfbeeld en ook niet, zo laat rapport na rapport zien, voor de sociale veiligheid.

Afschaffen dus, die onnodige hiërarchie. Ik zeg het niet voor het eerst, en, vermoed ik, ook niet voor het laatst. Maar ik ben slechts ud. Wil de iedereen-professor-boodschap echt aanslaan, dan moet die verkondigd worden door degenen wier woorden in de academische wereld het meeste gewicht krijgen: hoogleraren.

Hoogleraren als Marileen Dogterom en Jan Smits, en ook als Kees Storms, Guy Geltner en Martijn Wieling, die zich, onder anderen, al eerder uitspraken.

Mogen er dit voorjaar nog velen hun voorbeeld volgen.