Heb dit jaar oog voor álle kwaliteiten van de wetenschappers

Verschenen in Trouw, 7 januari 2023

Altijd welkom in januari: hoop voor de toekomst. Ik haal die hoop dit jaar uit een vlak voor kerst verschenen beleidsbrief van de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI), over de beoordeling van wetenschap en wetenschappers.

De Tweede Kamer had om die brief gevraagd, vanwege zorgen over ‘Erkennen en Waarderen’, de nieuwe manier waarop universiteiten hun werknemers proberen te beoordelen. Sommige wetenschappers zijn daar kritisch over: ze vinden het te vaag, te subjectief, en te anders dan wat de rest van de wereld doet en dus slecht voor de internationale positie van de Nederlandse wetenschap. Die kritiek bereikte de Kamer, vandaar de vraag aan de AWTI: hoe kan op objectieve wijze de kwaliteit van wetenschap vastgesteld worden?

Niet, antwoordde de Adviesraad, en trouwens, dit is de verkeerde vraag. Althans, dat is mijn interpretatie, de Raad zei dat natuurlijk niet. Ze schrijven daar beleidsstukken, geen columns.

Maar in de brief maken ze wel duidelijk dat de wetenschappelijke kwaliteit niet bestaat. Wat wetenschappelijke kwaliteit is, hangt altijd af van wat je belangrijk vindt. Moet wetenschap maatschappelijke problemen oplossen? Fundamentele kennis produceren? Studenten opleiden? Geld opleveren? Dat maakt nogal uit voor wat een zinvolle maat is voor wetenschappelijke kwaliteit – een succesvolle start-up is een mooi resultaat voor een wetenschapper die bij moet dragen aan het Nederlandse verdienvermogen, maar niet per se voor een wetenschapper die nieuwe kennis wil genereren. AWTI spreekt daarom liever van kwaliteiten, meervoud, waar dus ook meerdere maten voor nodig zijn.

Die maten kunnen zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. De afgelopen decennia waren vooral kwantitatieve maten populair: het aantal publicaties, het aantal citaties, de hoeveelheid binnengehaald subsidiegeld. In het nieuwe Erkennen en Waarderen willen de universiteiten daar ook meer kwalitatieve criteria aan toevoegen, zoals: ‘Ik schrijf columns in Trouw en daarmee draag ik bij aan de maatschappelijke discussie over hoe wetenschappers beoordeeld moeten worden’.

Sommige wetenschappers worden zenuwachtig van die kwalitatieve criteria, want dat zijn ‘verhaaltjes’, en die zijn subjectief. Klopt, schrijft de AWTI, maar dat zijn getallen ook. Wie alleen getallen wil, benadeelt bijvoorbeeld wetenschappers die onderzoek doen om beleidsmakers te helpen: voor bijdrage aan beleid hebben we geen geschikte kwantitatieve maat. En kale cijfers verhullen het achterliggende verhaal. Stel, wetenschapper A publiceert jaarlijks drie artikelen, en wetenschapper B slechts één, maar wetenschapper B neemt veel tijd om artikelen van andere te beoordelen en collega’s te adviseren, terwijl wetenschapper A elk verzoek afwimpelt, is wetenschapper A dan echt een betere onderzoeker?

Geen enkele kwaliteitsmaat is volledig objectief. Jammer, maar zo is het leven. Desalniettemin kunnen we wel proberen zo objectief mogelijk te zijn en zoveel mogelijk recht te doen aan alle verschillende rollen en omstandigheden die wetenschappers hebben. Het nieuwe Erkennen en Waarderen probeert dat te doen door kwantitatieve en kwalitatieve criteria te combineren.

De AWTI ziet geen reden aan te nemen dat die nieuwe beoordelingsmethode de internationale positie van de Nederlandse wetenschap bedreigt. Integendeel: het zijn juist internationale ontwikkelingen die een nieuwe beoordeling van wetenschappers onvermijdelijk maken. De vrees dat Nederland er internationaal alleen voor staat, is, zo laat de Raad zien, onterecht. Wel loopt Nederland, samen met het Verenigd Koninkrijk, Finland en Noorwegen, voorop, wat een mooie kans biedt om de precieze koers van de nieuwe methodes te bepalen.

De position papers, toolboxes, formulieren en protocollen met die koers liggen klaar. Waar het nu op aan komt, is de vraag of individuele wetenschappers die koers gaan volgen. Vrijwel elke wetenschapper is ook wetenschapsbeoordelaar: als lid van sollicitatie- of bevorderingscommissies, als beoordelaar bij subsidieaanvragen, als afdelingshoofd, als goedkeurder van een proefschrift.

Mijn hoop voor 2023 is dat wetenschappers elke keer dat zij hun collega’s beoordelen, oog hebben voor álle kwaliteiten die wetenschappers kunnen hebben, en dat ze die kwaliteiten vervolgens durven in te schatten op basis van zowel woorden als getallen.