Met wantrouwen creëer je geen veilige werkomgeving

Verschenen in Trouw, 12 oktober 2019

Vijf maanden geleden schreef ik dat ik me volstrekt vrij voel om openlijk kritiek te leveren op mijn werkgever, de universiteit. Dat voel ik me nog steeds. Maar niet al mijn collega’s delen dat gevoel. Na mijn vorige column kreeg ik twee reacties van Utrechtse collega’s die door hun leidinggevenden op licht dwingende wijze waren aangesproken op wat al te kritische uitlatingen over de universiteit in het ­publieke debat. Tegelijk reageerden ook mensen die zich in mijn verhaal herkenden, dus ik ben geneigd die twee gevallen te zien als uitzonderingen, niet als structureel Utrechts beleid om kritiek te onderdrukken.

Maar elders lijkt zulk beleid wel te bestaan. In Rotterdam huurde het College van Bestuur (CvB) van de Erasmus Universiteit een paar ­weken geleden een recherchebureau in om de e-mails te onderzoeken van medewerkers van de faculteit ESHCC (de Erasmus School for History, Culture and Communication). Het College wilde weten welke ­medewerker wetenschapsjournalist Frank van Kolfschooten had getipt over mogelijk plagiaat van de voormalige interim-decaan van de ESHCC, Dymph van den Boom. Van Kolfschooten publiceerde daarover dit voorjaar in NRC Handelsblad.

Juridisch mag het College de e-mails van medewerkers (laten) ­lezen; het universitaire IT-reglement laat daar ruimte voor, ook in deze casus. Maar, zoals elke eerstejaars rechtsfilosofie weet: dat iets ­juridisch mag, maakt het nog niet moreel juist. Bijna vijfhonderd ­Nederlandse academici ondertekenden daarom een open brief die het Rotterdamse CvB opriep te stoppen met het onderzoek. Ik tekende ook, met overtuiging. Maar ook met enig ongemak. Het College zit fout, maar dat betekent niet dat Van Kolfschootens mogelijke bron helemaal goed zit.

Leest u vooral de reconstructie van de zaak die het Amsterdamse universiteitsblad Folia in juni publiceerde. Interim-decaan Van den Boom was aangesteld om plannen te maken voor een fusie waar niet ­iedereen aan de faculteit op zat te wachten. Het managementteam van de faculteit was zelfs fel tegen. ­Medewerkers vertellen in Folia hoe dat managementteam zijn macht en invloed gebruikte om die tegenstand te uiten, niet alleen met inhoudelijke argumenten maar ook met persoonlijke pesterijen. ‘Kinderachtig’ is de meest onschuldige kwalificatie van de manier waarop het managementteam met Van den Boom omging; ‘onbeschoft’, ‘aan de schandpaal nagelen’ en ‘hetze’ worden ook gebruikt. Ook zou het managementteam andere medewerkers hebben geïntimideerd en gemanipuleerd.

Het managementteam zelf herkent zich hier niet in. En de leden betreuren het dat de medewerkers die het anders zien met Folia hebben gepraat; zij hadden zich bij de universitaire integriteitscoördinator moeten melden. 

Dat is precies wat het Rotterdamse College zegt over de mogelijk bron van Van Kolfschooten: die had ‘de geëigende procedures’ moeten volgen in plaats van naar de pers te stappen. Als je leest hoe het er bij de ESHCC aan toeging, dan begrijp ik wel dat het College vermoedt dat, als iemand Van Kolfschooten getipt heeft, dat niet in de eerste plaats ­gebeurd is uit onbaatzuchtige liefde voor de academische integriteit. Ik snap ook dat het CvB de tip ziet als onderdeel van een onveilige werkomgeving, en ik heb niets dan lof voor de intentie van het College die werkomgeving veiliger te maken.

Maar hoe kan het inhuren van Hoffmann bedrijfsrecherche – slogan: ‘vertrouwen is goed, Hoffmann is beter’ ­– daaraan bijdragen? Welke medewerker voelt zich veiliger om ‘geëigende procedures’ te volgen, wetende dat het College het blijkbaar geen probleem vindt de e-mails te onderzoeken die in dat soort procedures verstuurd worden aan, bijvoorbeeld, de vertrouwenspersoon? Niemand, natuurlijk. 

Denken dat je een veilige werkomgeving creëert door medewerkers te wantrouwen en te bespioneren, dat is zotheid. Zotheid – jammer dat ze daar in Rotterdam zo dol op zijn.