Niet elk onderzoek is WC-eend-wetenschap

Verschenen in Trouw, 2 februari 2019

Driehonderd jaar geleden was het een gebruikelijk winters uitje: de publieke ontleding. Toeschouwers keken in een anatomisch theater hoe een anatoom een menselijk lichaam ontleedde, wat een dag of drie kon duren – vandaar dat de ontledingen alleen ’s winters plaatsvonden, en zelfs dan brandden er geurkaarsen tegen de lijkenlucht. 

Zo’n ontleding was vooral een religieus ritueel. De anatoom liet zien hoe ingenieus de mens in elkaar zat. Door de kroon op de schepping nauwgezet te bestuderen, eerden de aanwezigen de schepper.

Afgelopen maandag stond minister Van Engelshoven aan zo’n snijtafel, in het nagebouwde anatomisch theater in wetenschapshistorisch museum Boerhaave, in Leiden. Op tafel lag geen lichaam, maar de wetenschapsbrief, waarin de minister haar beleidsplannen voor de komende vier jaar presenteert. Ze stond er niet om God te eren, maar wilde vooral ontzag voor de wetenschapper bepleiten. Ze benadrukte de waardevolle bijdrage van de wetenschap aan de samenleving, en wil in de komende jaren die twee nog dichter bij elkaar brengen.

In haar brief schrijft ze daarom blij te zijn met het grote vertrouwen dat Nederlanders in wetenschappers hebben. Het Rathenau Instituut onderzoekt dit iedere drie jaar. In 2018 kreeg de wetenschap een 7,1, het hoogste cijfer van alle onderzochte ­instituties, maar dat betekent niet dat iedere Nederlander alle wetenschappers vertrouwt. 23 procent van de Nederlanders denkt dat wetenschappers hun onderzoek aanpassen om de ­gewenste resultaten te krijgen. Die groep groeit als wetenschappers in opdracht werken: 34 procent denkt dat wetenschappers in overheidsdienst hun onderzoek aanpassen aan de ­resultaten die de opdrachtgever wil; en ruim 40 procent denkt dat wetenschappers bij bedrijven dat doen.

De minister noemt het ‘zorgelijk’ dat mensen wetenschappers minder vertrouwen als die werken voor overheid of bedrijven. Ze wil daar iets aan doen. Volgens haar verdienen wetenschappers het vertrouwen van de samenleving. Daar heeft ze, denk ik, meestal gelijk in, maar het lijkt me verstandig dat die samenleving dat vertrouwen niet blind verstrekt.

Wetenschappers zijn net mensen, en mensen bijten liever niet in de hand die hen voedt. Zeker niet als die hand ook nog wat druk uitoefent.

Dat gebeurde bijvoorbeeld bij het WODC van het ministerie van justitie. Afgelopen maand concludeerde een onderzoekscommissie dat daar in de laatste twee jaar bij ruim een kwart van de onderzoeken ‘ongewenste beïnvloeding’ had plaatsgevonden. Ambtenaren probeerden wetenschappers zover te krijgen dat ze hun vragen en methodes tijdens het onderzoek veranderden, uitkomsten aanpasten, of hun resultaten niet publiceerden. Bij iedere opdrachtgever, van tabaksfabrikant tot milieuorganisatie, is er wel iemand die af en toe wat dwingende suggesties doet aan de wetenschapper in dienst.

Soms zijn die suggesties niet eens nodig om net wat anders naar meetresultaten te kijken. In elk onderzoek is ruimte voor interpretatie; de wetenschappelijke methode is geen objectief algoritme dat tot absolute waarheid leidt. En waar geïnterpreteerd moet worden, ontstaat ruimte voor eenzijdigheid of vooringenomenheid, bewust of onbewust.

Daarom kent de wetenschap regels over belangenverstrengeling. Een medicijnonderzoeker moet eerlijk zijn als hij betaald wordt door de farmaceutische industrie. Een bioloog die publiceert over bestrijdingsmiddelen en bijensterfte, moet het melden als ze onderzoeksgeld gekregen heeft van de chemische industrie of de nationale imkervereniging.

Tweede Kamerlid Sandra Beckerman (SP) waarschuwt regelmatig voor ‘WC-eend-wetenschap’, waarbij opdrachtgevers maar één uitkomst accepteren — “Wij van WC-eend adviseren WC-eend.” Het is te makkelijk om al het onderzoek in opdracht zo weg te zetten. Vaak gaat het goed. Zo concludeerde de WODC-commissie dat het grootste deel van de ‘ongewenste beïnvloeding’ geen effect had gehad: de meeste onderzoekers weerstonden de druk van de ambtenaren en publiceerden ook uitkomsten waar het ministerie niet op zat te wachten.

Maar soms gaat het fout. Het kan dus geen kwaad om kritisch te kijken naar de conclusies van wetenschappers die betaald worden door bedrijven of overheidsinstellingen. Veel Nederlanders wisten dat al – nu maar hopen dat de minister ze niet op andere gedachten brengt.