Niets beurt me zo op als horen dat collega’s er net zo’n potje van maken als ik

Verschenen in Trouw, 10 juni 2023

Humilation’ heet het, het spel dat David Lodge beschrijft in zijn campusroman Changing Places. Het is met name geschikt voor mensen uit kringen waar belezenheid op prijs wordt gesteld. Als je aan de beurt bent, moet je een boek noemen dat je niet gelezen hebt. Vervolgens, en dat is het briljante, krijg je een punt voor iedere speler die dat boek wél gelezen heeft. Om te winnen moet je dus boeken noemen die veel mensen gelezen hebben, maar jijzelf niet – wat voor academici een vernederende bezigheid is, vandaar de naam.

In het boek wordt het spel gespeeld bij een dinertje van de afdeling Engels van een Amerikaanse universiteit. Eén van de medewerkers, Howard Ringbaum, begrijpt eerst de regels niet, maar krijgt na een paar rondes door hoe het werkt. Hij slaat met zijn vuist op tafel, steekt zijn kaak vooruit en speelt zijn troefkaart: Hamlet.

Dat gelooft niemand. Ringbaum houdt vol, er ontstaat ruzie, Ringbaum gaat naar huis, woedend. Drie dagen later hoort hij dat zijn tijdelijke contract toch niet verlengd wordt. Want hoe zou de afdeling Engels een vaste aanstelling kunnen geven aan iemand die openlijk heeft toegegeven Hamlet niet gelezen te hebben?

Humiliation was een mooi programmaonderdeel geweest voor het Faal Festival dat de Universiteit Utrecht afgelopen week organiseerde, samen met het Instituut voor Faalkunde en muziekcentrum TivoliVredenburg. Bekende Nederlanders vertelden er hun faalverhalen, bezoekers konden mislukte tekeningen maken, of een slechte eerste indruk achterlaten in het Stuntelend-Speeddate-Café. Zo wilden de organisatoren falen normaliseren, en bezoekers stimuleren open te zijn over hun eigen mislukkingen.

Ook wetenschappers falen regelmatig – niets menselijks is ons vreemd. Zouden we daar opener over moeten zijn? Zelf luister ik graag naar andermans mislukkingen, want niets beurt me zo op als horen dat collega’s er net zo’n potje van maken als ik.

Toen onze oudste dochter een peuter was, vroeg een hoogleraar me of ik nog weleens iets gedaan kreeg, qua werk. Zonder mijn antwoord af te wachten, vertelde hij dat hij in de jaren dat zijn kinderen klein waren eigenlijk nooit iets van enige betekenis had weten te produceren. Ik weet niet precies wat het over mij zegt dat ik dit zie als een verhaal over falen, en niet over betrokken ouderschap, maar hoe dan ook: ik kon er maanden op vooruit. En nog altijd put ik er enige troost uit wanneer ik met bedroefde ogen naar mijn publicatielijst van de afgelopen jaren staar.

Maar ik twijfel wel of ik in de krant moet schrijven hoe leeg die lijst precies is. Ik zoek nieuw subsidiegeld, en dat is misschien makkelijker te vinden als ik niet al te open ben over wat er de afgelopen jaren allemaal niet gelukt is.

Luisteren naar andermans falen is eenvoudig; vertellen over je eigen falen is zo makkelijk nog niet. In 2010 probeerde hersenwetenschapper Melanie Stefan het gesprek op gang te krijgen door in Nature te pleiten voor het delen van een ‘CV of Failures’. Op zo’n cv zet je alles wat er niet gelukt is in je carrière: afgewezen artikelen, mislukte subsidieaanvragen, niet gekregen posities. Als wetenschappers zulke cv’s zouden delen, suggereerde Stefan, zouden we kunnen zien dat falen erbij hoort, en beter snappen dat we niet de enige wetenschapper zijn waarbij niet alles lukt.

Zeven jaar later kreeg ze in een interview de vraag of ze zelf haar faal-cv ook publiek had gemaakt, destijds. Nee, antwoordde ze. Ze durfde het niet aan. Ze was postdoc toen ze het artikel schreef, haar aanstelling liep af, ze moest een nieuwe baan, en haar mislukkingen publiek maken zou daar niet bij helpen.

Ze doorzag wat Howard Ringbaum was ontgaan: niet alle wetenschappers zijn even vrij om het eigen falen te delen.