Staat wetenschap voor de VVD gelijk aan geld verdienen?

Verschenen in Trouw, 8 oktober 2022

Kamervragen heten misschien ‘vragen’, dat zijn ze meestal niet. Ze zijn weliswaar geformuleerd in vragende vorm, maar de opsteller is zelden oprecht geïnteresseerd in het antwoord. Die wil vooral haar eigen mening spuien en de minister dwingen daarop te reageren — en zoals elke driejarige weet, is een zin die eindigt met een vraagteken de effectiefste manier om dat te doen.

Een recent voorbeeld: de Kamervragen van Hatte van der Woude afgelopen dinsdag. Van der Woude is VVD-woordvoerder hoger onderwijs en wetenschapsbeleid, en ze vraagt minister Dijkgraaf (OCW) om uitleg over de sectorplannen van de verschillende wetenschapsgebieden. Met die sectorplannen wordt een deel van de nieuwe investeringen in de universiteiten zo zinvol mogelijk verdeeld. Over de verdere details wil ik weinig zeggen, daar weet ik niet genoeg van.

Gelukkig maakt Van der Woude zich ook niet druk over details. Ze wil van de minister weten hoe het geld is verdeeld tussen de sectoren, welke rol “tekortsectoren, het toekomstig verdienvermogen van Nederland, maatschappelijke impact en valorisatie” daarbij gehad hebben, en waarom de sector sociale wetenschappen en geesteswetenschappen meer krijgt dan de rest: “Acht de minister die sector het belangrijkst om in te investeren als het gaat om tekortberoepen en uitdagingen van de toekomst?”

Voor wie nog twijfelde of deze vraag retorisch was, spelde Van der Woude het nog eens uit in een tweet: Nederland heeft vooral extra investeringen nodig in “bv techniek, informatica, medisch onderzoek en onderwijs” en juist die gebieden komen er in de sectorplannen “relatief bekaaid” vanaf.

Kortom: de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen moeten minder geld krijgen omdat ze niet bijdragen aan wat Nederland nodig heeft.

Van der Woude mist wat nuances. Haar stelling dat sociale wetenschappen en geesteswetenschappen het meest krijgen is dubieus: samen krijgen ze 21 miljoen, maar het zijn in praktijk twee sectoren, dus 21 miljoen voor beide betekent 10,5 miljoen voor sociale wetenschappen en 10,5 miljoen voor geesteswetenschappen. Minder dan de 15 miljoen voor bètawetenschappen, de 12 miljoen voor technische wetenschappen en de 12 miljoen voor medische wetenschappen.

Daarnaast hoort de 60 miljoen waar het hier over gaat bij een totaalpakket van 1,2 miljard. Wie iets wil zeggen over de verdeling, moet naar dat hele pakket kijken, niet naar een klein stukje.

Maar zoals gezegd, op de details wil ik hier niet ingaan. Die leiden af van de hoofdzaak: de woordvoerder hoger onderwijs en wetenschapsbeleid van de grootste partij zet hier de hele sociale wetenschappen en geesteswetenschappen weg als geldverspilling, met als argument dat ze niet doen wat Nederland nodig heeft.

Maar ik zie niet hoe we met uitsluitend natuurwetenschappers kunnen begrijpen wat Poetin wil, waarom sommige mensen vaccinaties weigeren, hoe we nieuwkomers succesvol kunnen opnemen in onze samenleving en hoe we moeten omgaan met Kamerleden die de democratie ondermijnen — om maar eens wat uitdagingen van de (nabije) toekomst te noemen. Waarmee ik uiteraard niet wil zeggen dat er geen geld naar bèta, techniek of geneeskunde hoeft. Dat moet wel, we kunnen niet zonder die vakgebieden, maar we kunnen ook niet zonder de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen.

Dat Van der Woude daar anders over denkt, komt vermoedelijk doordat ze, naar goed VVD-gebruik, vindt dat maatschappelijke impact, valorisatie en verdienvermogen eigenlijk hetzelfde zijn. Wat geen keiharde euro’s oplevert voor de BV Nederland, kan niet zinvol zijn, en verdient dus geen financiering.

Die focus op verdienvermogen is armoedig. Want, zou ik Kamerlid Van der Woude willen vragen, waarom hebben we dan universiteiten? Wat willen we eigenlijk met onze wetenschap? Geld verdienen? Maar wat hebben we als land aan geld, als we het niet mogen uitgeven om maatschappelijke problemen op te lossen, maar alleen om meer geld te verdienen? Acht het Kamerlid ons toekomstig verdienvermogen werkelijk zo belangrijk? En zo niet, overweegt zij dan de door haar gestelde vragen in te trekken?