Vertrouw wetenschappers – ook als ze iets zeggen wat je niet wilt horen

Verschenen in Trouw, 26 oktober 2019

Geen prik, geen opvang. Aldus VVD-kamerlid Sophie Hermans in het debat over vaccinatie in de kinderopvang, vorige week. Wanneer een liberale partij pleit voor zo’n dwingende maatregel, dan moeten de zorgen groot zijn. Dat zijn ze, bij alle partijen: de vaccinatiegraad is te laag. 

Een op de tien peuters heeft niet alle inentingen in het rijksvaccinatieprogramma gehad. Daardoor is bijvoorbeeld maar 92 procent van de tweejarigen gevaccineerd tegen mazelen, terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie 95 procent adviseert als ondergrens. De lage vaccinatiegraad komt deels door een nieuw soort vaccinatieweigeraar: hoogopgeleide ouders die wetenschappelijke argumenten voor vaccineren in twijfel trekken. Je vindt ze bijvoorbeeld bij de Nederlandse Vereniging voor Kritisch Prikken, die suggereert dat vaccins meer bijwerkingen en minder effect hebben dan overheid en artsen zeggen – samengevat: van inenten krijg je autisme, en van een beetje mazelen is (bijna) nooit iemand doodgegaan.

Geen politicus is blij met deze ouders. Niet iedereen is voor een vaccinatieplicht, maar elke partij wil de vaccinatiegraad omhoog, en allemaal verwijzen ze daarbij naar de wetenschappelijke consensus: vaccineren is nodig, veilig en effectief. Als het over vaccinaties gaat, tonen Kamerleden een collectief vertrouwen in de wetenschap. 

Deden ze dat maar wat vaker. Een dag na het vaccinatiedebat parkeerden boze boeren hun tractoren in Bilthoven, voor de deur van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Daar werken wetenschappers die zo onafhankelijk mogelijk onderzoek doen waarmee de overheid vervolgens wetenschappelijk onderbouwd beleid kan voeren op het gebied van, bijvoorbeeld, stikstofuitstoot. Uit metingen en modellen van het RIVM blijkt dat die uitstoot boven internationale normen ligt, én dat de landbouw een groot deel van die uitstoot veroorzaakt.

De oplossing ligt voor de hand: we moeten onze boeren helpen hun bedrijven anders te organiseren. Toch trekken sommige politici een andere conclusie: de wetenschappers bij het RIVM doen hun werk niet goed. Kamerleden Jaco Geurts (CDA) en Helma Lodders (VVD) ­suggereerden de afgelopen weken dat het RIVM de verkeerde modellen hanteert en geheimzinnig doet over meetmethoden en meetuitkomsten.

Het laatste is simpelweg niet waar – het RIVM deelt de meetgegevens met wie erom vraagt. Het eerste is lastiger te beoordelen als je geen expert bent in stikstofonderzoek. De meesten van ons missen de inhoudelijke kennis om iets zinnigs te zeggen over de aanpak van het RIVM. We zullen moeten vertrouwen op het oordeel van mensen die die kennis wel hebben: wetenschappers gespecialiseerd in stikstofonderzoek. Die wetenschappers zijn het er in grote lijnen over eens dat de metingen en modellen van het RIVM hout snijden. 

Natuurlijk zouden meer metingen een nog nauwkeurig beeld opleveren; natuurlijk zit er een zekere onzekerheid in de modellen – dat ontkent het RIVM ook niet. Maar dat maakt de conclusies gebaseerd op die metingen en modellen niet waardeloos. Of de landbouw nu 46, 43 of 49 procent van de stikstof in Nederland uitstoot: lagere uitstoot vereist andere landbouw. 

Dat zouden Geurts en Lodders uit moeten leggen, maar in plaats daarvan zaaien ze twijfel over de wetenschappers van het RIVM. Wie naar hen luistert, zou zomaar kunnen denken dat het RIVM een instituut is dat methodologisch maar wat aanrommelt en graag dingen onder de pet houdt. Een aantrekkelijk idee voor bezorgde boeren, maar ook voor ouders die hun kind niet willen inenten. 

Want het RIVM doet meer dan alleen stikstof meten. Het voert ook het rijksvaccinatieprogramma uit, en probeert ouders ervan te overtuigen dat vaccineren veilig en effectief is. Dat is al lastig genoeg zonder dat Kamerleden wantrouwen in het RIVM legitimeren. 

Als de Kamer de vaccinatiegraad omhoog wil, zou ze om te beginnen het goede voorbeeld kunnen geven: vertrouw wetenschappers, ook als ze iets zeggen wat je niet wilt horen.