Wat we kunnen leren van een negentiende-eeuwse preparatenverzameling

Verschenen in Trouw, 27 mei 2023

Het is 19 juli 1819, rond zonsondergang. De Leidse hoogleraar heeft de hele dag gewerkt in de hortus en het natuurhistorisch kabinet. Maar nu hij klaar is, krijgt hij ineens pijn op de borst en maagkrampen. Een aderlating lijkt te helpen, maar al snel komen de maagkrampen terug, en worden ze steeds heviger. Gas­tro-en­te­ritis, luidt de diagnose, gevolgd door gangreen. Behandelen lukt niet, en dan gaat het snel, want op 23 juli, na een ziekbed van vier dagen, overlijdt Sebald Justinus Brugmans. Zijn belangrijkste wetenschappelijke nalatenschap: een verzameling van ruim vierduizend anatomische preparaten.

De verzameling bestond vooral uit dierlijke preparaten, maar bevatte ook wat menselijk materiaal. Schedels, bijvoorbeeld, met name afkomstig van niet-Nederlandse lichamen. Die verzamelde hij op slagvelden, waar hij regelmatig kwam omdat hij 20 jaar lang hoofd van de militaire medische dienst was. Zijn ondergeschikten bij de dienst stuurden hem ook schedels op; van buitenlandse collega’s (waaronder de beroemde Franse onderzoeker Georges Cuvier) kreeg hij bijvoorbeeld botten en fossielen. Een deel van de dierlijke preparaten was mogelijk afkomstig van de dieren die in de Leidse hortus gehouden werden.

Brugmans heeft over geen enkel preparaat in zijn verzameling ooit iets gepubliceerd. Dat is aan de hedendaagse universiteit ondenkbaar, natuurlijk; zoveel data verzamelen, en daar dan geen enkele publicatie uithalen. Maar in de tijd van Brugmans kon dat; destijds golden aan de universiteit andere normen. Onderwijs ging voor veel hoogleraren boven onderzoek, en Brugmans’ collectie was dan ook in de eerste plaats bedoeld om zijn colleges te illustreren.

In 1817 verkocht Brugmans zijn verzameling aan de Universiteit Leiden, voor 30.000 gulden — wat ongeveer gelijkstaat aan 200.000 hedendaagse euro’s. Toen Brugmans in 1819 overleed, bedong zijn weduwe nog 4000 gulden extra, in ruil voor de preparaten die Brugmans na 1817 gemaakt had, en de kasten waar de preparaten in stonden.

Eenmaal in het bezit van de universiteit werd de verzameling gebruikt voor onderwijs, maar ook voor onderzoek. Brugmans zelf mag zijn preparaten dan nooit als basis voor publicaties gebruikt hebben, wetenschappers na hem deden dat wel. Ik noem een paar voorbeelden. Hoogleraar anatomie Hidde Halbertsma sleep stukjes van door Brugmans verzamelde tanden om microscopisch onderzoek te kunnen doen naar tandafwijkingen. Door de inwendige organen van een baars van Brugmans te onderzoeken, kon diezelfde Halbertsma aannemelijk maken dat ook bij baarzen hermafroditisme voorkomt. En promovendus Jan Bogtstra zaagde een door Brugmans verzamelde schedel doormidden om meer te weten te komen over schedelafwijkingen, waar zijn promotor Johannes van den Boogaard later een artikel over publiceerde.

Terug naar 2023, een tijd waarin het moeilijk voorstelbaar is dat een net gepromoveerde wetenschapper meteen een vaste positie krijgt, waarin hij vervolgens ruim dertig jaar werkt aan een verzameling die in eerste plaats een onderwijsproject is.

Volgende week is de zesde onderhandelingsronde voor de universitaire cao. Belangrijk bespreekpunt: vaste contracten voor docenten die structureel werk doen. De universiteiten verzetten zich daar al jaren tegen, want zij willen alleen vaste contracten voor wetenschappers die naast onderwijs óók onderzoek doen. Anders zou ‘de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek’ in gevaar komen.

Ik heb dat nooit begrepen. Als de verwevenheid tussen onderzoek en onderwijs in gevaar komt door een vaste medewerker met een volledige onderwijsaanstelling, dan toch ook door het steeds opnieuw aanstellen van tijdelijke medewerkers met volledige onderwijsaanstellingen, lijkt me.

Als je graag wilt dat al je wetenschappers onderwijs en onderzoek combineren, geef die docenten dan onderzoekstijd — dat willen ze meestal maar al te graag. En als je daar geen geld voor hebt, geef ze dan gewoon toch een vaste onderwijsaanstelling. Uit fatsoen, en omdat je denkt aan de 4000 preparaten van Brugmans. Want die tonen ons: rust en ruimte voor wetenschappers die zich uitsluitend of voornamelijk op onderwijs richten, komt vroeg of laat óók het onderzoek ten goede.