Wie twijfel zaait over het klimaat, maakt misbruik van een fundament van de wetenschap

Verschenen in Trouw, 19 januari 2019

Ooit was het weer een neutraal gespreksonderwerp, bij uitstek geschikt voor een praatje bij de bushalte of in de winkel. 

Iedereen kon erover meepraten, en het bleef altijd gezellig. Maar nu het eigenlijk altijd te warm, te koud, te droog of te nat is voor de tijd van het jaar, wordt een praatje over het weer al snel een discussie over het klimaat, en klimaatdiscussies, die verlopen zelden harmonieus. Zeker niet, zo zagen we ook afgelopen week weer, als er verkiezingen in aantocht zijn.

Dat is tot op zekere hoogte begrijpelijk. Minder CO2 uitstoten is niet leuk. Zonnepanelen kosten geld, met de trein in plaats van het vliegtuig kost tijd, minder kaas en vlees eten kost plezier. Er zijn lasten, die moeten verdeeld worden, en hoe je dat wilt doen hangt af van je ideeën over wat een rechtvaardige samenleving is, en is dus een politieke kwestie.

Maar niet alleen over de lastenverdeling wordt geruzied. Steeds weer worden ook wetenschappelijke feiten ter discussie gesteld. Afgelopen maandag bijvoorbeeld beweerde Frits Bolkestein in de Volkskrant dat onze klimaatmodellen onbetrouwbaar zijn en dat er “onvoldoende duidelijkheid” is over het effect van klimaatmaatregelen. Er zijn volksvertegenwoordigers en presidenten die nog verder gaan, door te stellen dat zelfs het bestaan van klimaatverandering niet wetenschappelijk bewezen is – wat ongeveer hetzelfde is als zeggen dat wetenschappers nog moeten uitzoeken of appels naar boven of naar beneden vallen.

We zijn gewend geraakt aan dit soort twijfel, maar het is ooit anders geweest. Trouw herinnerde ons er vorige maand aan door de kersttoespraak van Koningin Beatrix uit 1988 af te drukken. Beatrix waarschuwde zonder enig voorbehoud voor ‘sluipende milieuverwoesting’, waaronder ‘stijging van de temperatuur met bedreigende gevolgen, zoals de verhoging van de zeespiegel.’ Eerder dat jaar was het internationale klimaatpanel IPCC opgericht. Politieke leiders wereldwijd wilden iets doen aan de klimaatverandering waar wetenschappers voor waarschuwden.

Maar in de jaren negentig kwam de twijfel op. Veranderde het klimaat wel? Kwam het wel door menselijke CO2-uitstoot? Was het misschien niet een natuurlijke variatie? Zouden we niet beter eerst wat extra onderzoek doen, voordat we allerlei overhaaste maatregelen namen? Die twijfel kwam niet uit de lucht vallen, maar werd bewust gecreëerd door een handvol gepensioneerde natuurkundigen zonder enige kennis van klimaatwetenschap maar met politieke en financiële belangen die hen minder happig maakten op beperking van de CO2-uitstoot. Wetenschaphistorici Naomi Oreskes en Erik Conway beschrijven hoe dat ging in hun boek ‘Merchants of Doubt’, handelaren in twijfel.

Die handelaren waren vooral oud-natuurkundigen die werkten bij een conservatieve denktank, het Marshall Instituut. Hun doel was niet om klimaattheorieën keihard te weerleggen, maar om te suggereren dat de wetenschappers nog niet precies wisten hoe het zat. Ze schreven rapporten waarin ze selectief citeerden uit wetenschappelijke artikelen om zo de indruk te wekken dat wetenschappers nog discussieerden over de oorzaken en zelfs over het bestaan van klimaatverandering.

Het slimme van die strategie was dat een beetje twijfel zaaien over klimaattheorieën veel makkelijker is dan ze helemaal te ontkrachten. En een beetje twijfel is voor de meeste politici genoeg om maatregelen uit te stellen en eerst maar eens verder onderzoek te vragen – precies wat Bolkestein doet in zijn opiniestuk. Met dat vragen om verder onderzoek kun je eindeloos doorgaan, want wetenschap is nooit af.

Dat was een tweede slimmigheid van de twijfelverkopers: ze maakten handig gebruik van het feit dat onzekerheid een fundamenteel onderdeel is van de wetenschap. Wetenschappers weten nooit iets helemaal zeker. Het beste wat ze kunnen doen is het onderling eens worden over hoe het hoogstwaarschijnlijk zit. In de klimaatwetenschap is dat al lang gebeurd: al sinds het einde van de negentiende eeuw wordt er onderzoek gedaan naar de opwarming van de aarde, sinds de jaren zestig waarschuwen veel wetenschappers voor klimaatverandering, en sinds de jaren negentig bestaat er eigenlijk geen enkele dissidente klimaatwetenschappers meer.

Dat is een onwaarschijnlijk grote consensus, en meer kunnen we niet vragen. Wie dat niet genoeg vindt, en absolute zekerheid wil, moet wachten tot Nederland onder water loopt — en dan maar hopen dat Bolkesteins partijgenoten in de tussentijd genoeg proefballonnetjes hebben opgelaten om ons allemaal de lucht in te tillen.