Wie wil leren hoe je de flexwet ontduikt, moet eens naar de universiteit komen

Verschenen in Trouw, 11 juli 2021

Mail van de vakbond: er is een akkoord bereikt over de nieuwe cao Nederlandse universiteiten. En nu willen de onderhandelaars weten wat wij vakbondsleden daarvan vinden. Zelf zijn ze tamelijk tevreden: meer salaris, betere thuiswerkvergoeding, werkdrukverlaging, en, ­belangrijkste resultaat volgens de bonden: meer vaste contracten.

Die zijn hard nodig. 40 procent van het wetenschappelijk personeel is in tijdelijke dienst. En dat is zonder de promovendi, die allemaal een tijdelijk contract hebben. Tel je hen mee, dan komt je op 60 procent tijdelijke werknemers.

‘De flexibele schil’, noemen universiteitsbestuurders dat, alsof het een dun, glad, functioneel laagje is. In werkelijkheid is het een instabiele, pokdalige korst, op sommige plekken veel dikker dan op andere, steeds anders van samenstelling, maar nooit helemaal weg. Die korst zit iedereen in de weg.

Het meest natuurlijk de tijdelijke werknemers zelf: onzekere toekomst, geen hypotheek, steeds iets nieuws moeten zoeken, nooit ergens rustig kunnen aarden, en regelmatig periodes zonder werk zitten. Studenten merken het aan de onderwijskwaliteit: net als de docent een vak in de vingers heeft, kan ze weer vertrekken. Voor werk­nemers in vaste dienst stijgt de werkdruk. Omdat ze steeds nieuwe collega’s moeten inwerken, maar vooral omdat er allerlei werk is dat alleen door mensen met een vaste aanstelling gedaan kan worden, zoals het bemensen van allerhande commissies.

Prachtig dus dat er in het nieuwe cao-akkoord afspraken staan over minder tijdelijke contracten. Maar helaas zijn die afspraken beperkt: ze gaan vooral over werknemers met een aanstelling voor zowel onderwijs als onderzoek. Terwijl het grootste probleem zit bij de docenten die een volledige onderwijsaanstelling hebben, zonder onderzoekstijd.

60 procent van die docenten is in tijdelijke dienst. Dat komt niet omdat hun werk tijdelijk is. ­Natuurlijk, studentenaantallen wisselen, en de financiering vanuit het ministerie laat te wensen over, en wellicht kan daardoor niet elke docent een vaste aanstelling krijgen. Maar een aanzienlijk deel van die 60 procent doet structureel werk, waar structureel geld voor is, en krijgt toch geen vast contract.

Dat is geen financiële noodzaak, maar bestuurlijke onwil. Dat blijkt ook uit de variëteit aan dubieuze juridische constructies die universiteiten optuigen om de flexwet te ontduiken. Wie wil weten hoe je werknemers jarenlang op tijdelijke contracten in dienst kunt houden, moet eens meedraaien op de HR-afdeling van een universiteit.

Daar laten ze medewerkers tussen twee tijdelijke contracten door een half jaar thuiszitten, zodat ze opnieuw kunnen beginnen met contracten tellen. Ze schuiven medewerkers heen en weer tussen universiteit en universitair medisch centrum, omdat dat twee aparte werkgevers zijn. Ze maken ‘geclausuleerde’ vaste contracten , waar min of meer in staat: je bent in vaste dienst totdat je externe subsidie afloopt, dan eindigt ook je contract. Ze verlengen aanstellingen door de datum op een bestaand contract aan te passen, in plaats van een nieuw contract op te stellen, zodat ze onder het maximum aantal toegestane tijdelijke contracten blijven.

Die laatste truc werd onlangs door de rechter van tafel geveegd. Hij was toegepast door de Universiteit Leiden, bij hun docent Arnout van Ree. Van Ree klaagde zijn werkgever aan, en won. Het verweer van de Universiteit Leiden: vaste contracten voor docenten die geen onderzoek doen, zijn tegen ons beleid. Zoals ik al zei: de tijdelijke contracten zijn geen financiële noodzaak, maar bestuurlijke onwil.

En die onwil is blijkbaar zo groot dat het de vakbonden niet gelukt is om in het cao-akkoord af te spreken dat ook bij docenten vaste aanstellingen de norm worden. Wat ze er wel uit hebben ­weten te slepen: elk universiteitsbestuur moet voortaan laten zien dat zijn flexibele schil ‘noodzakelijk en uitlegbaar’ is.

Eindelijk. Ik vraag me al jaren af waarom sommige universiteitsbestuurders nog liever dood neervallen dan dat ze goed functionerende medewerkers een vast contract geven. Niemand heeft me daar de noodzaak van kunnen uitleggen, maar nu, dankzij de nieuwe cao, gaat dat toch echt ­gebeuren. Ik ben benieuwd.